Verleren
Nu stoken zowel mijn ouders als wij regelmatig. De in de afgelopen jaren opgebouwde houtvoorraad begint dan ook eindelijk merkbaar te slinken. Het duurt nog wel even voordat we er doorheen zijn. Maar af en toe zaag ik dus nog maar even een boom.
Waar bomen gezaagd worden moeten ook bomen geplant worden. Dus met een grondboor, handzaag en een stanleymes begeef ik me op derde kerstdag naar de andere kant van het bos. Daar haal ik een paar dikke takken van de wilgen af. Man en ik brengen deze meterslange takken naar het begin van het pad. Daar heb ik al een paar gaten geboord. Het grondwater staat al op een centimeter of veertig. Desondanks kerf ik de takken, die schuin afgezaagd zijn, over ongeveer zeventig centimeter vanaf het zaagvlak in, om de paar centimeter, aan twee kanten. Dat moet de wortelgroei bevorderen. Daarna steek ik ze zo diep mogelijk de grond in en stamp daarna het gat dicht. Tenslotte doe ik er boombeschermers omheen, zodat de reeën en ander wild ze niet kunnen aantasten door de bast van het onderste stuk op te eten. In het voorjaar moet duidelijk worden of deze wilgentenen aanslaan en nieuwe bomen gaan worden.
Daarna zaag ik een berk die is omgevallen bij de tweede poel in stukken. Een deel blijft achter, dat ligt vastgevroren in de poel. Als het water iets lager staat kan ik dat stuk wel een keer ‘opvissen’. Ik rij met alle gereedschap en de kruiwagen terug naar huis. Ondanks dat het derde kerstdag is, eten we de tweede kerstdagtraditie als lunch: gehaktballen op wittebrood.
Na deze houthakkerslunch ga ik met meer gereedschap, de aanhanger en de quad terug het bos in. De grondboor is terug in de schuur gebleven, maar de velhevel en kloofbijl zijn nu wel mee. Nadat ik drie keer terug ben gelopen omdat ik steeds wat vergeet. Inclusief mijn muts.
Ik ga eerst de reeds gezaagde berk kloven en inladen. Mijn rug protesteert van het lage werkvlak, ik kloof deze paar stammetjes op de grond. Dan rij ik door naar de reeds geknapte berk bij de loods. Geknapt betekent dat de onderste paar meter er nog staat en de rest in een storm afgeknapt is. Die is destijds vooral in het weiland van de buurman terecht gekomen en door ons al opgeruimd. Nu oogst ik de rest van de stam voor het hout. Daarvoor moet eerst een tak van de belendende eik afgezaagd worden, deze berk heeft totaal geen valruimte. Aangezien de berk naast de sloot staat en redelijk zwaar (ik schat zo’n 200 kilo), moet ik zorgen dat de berk de andere kant op gaat vallen. Anders krijg ik deze nooit meer uit de sloot.
Na het zagen van de valkerf en hulpkerven aan de zijkant, begin ik aan de definitieve zaagsnede. Ik heb een fout gemaakt, waardoor ik niet al het materiaal bij de hand heb. Terwijl de berk op scherp staat (maar niet heus, die wil nog geen kant op), loop ik naar de aanhanger voor de wiggen. Deze sla ik in de zaagsnede. De wiggen zijn te lang, de berk wil nog niet om. Daarom zet ik de velhevel in de zaagsnede en wrik de berk richting grond. Met een mooie doffe klap komt deze neer. Daarna zaag ik deze op de juiste lengte en kies een mooi blok uit als tijdelijk kloofblok. De rest van de berk gaat in gezwinde spoed in mooie haardklare moten. Het tijdelijke kloofblok is als laatste aan de beurt. Daarna rij ik de aanhanger naast het gekloofde hout en laad het in. Deze klus is ook weer gedaan. Terug bij huis ruim ik al het gereedschap en materiaal weer op en later op de middag los ik het hout op de nieuwste houtstapel, in het kloofhok. Daar kan het de komende jaren rustig drogen, totdat we door de andere drie houtstapels heen gestookt zijn.
Zo mooi als op mijn examen maak ik de valkerf en zaagsnedes niet meer, misschien moet ik binnenkort maar weer eens een boompje gebruiken om de techniek weer goed onder de knie te krijgen.