Niet voor een gat te vangen
De dag begint met twee lekker warme katjes onder het dekbed. Daar liggen ze al de hele nacht, af en toe herschikken wij ons. Ik sta op om koffie te zetten. Terug in bed pakken we de kranten erbij (digitaal). Rustig wakker worden met het commentaar van de wereld. Na een tweede kop koffie en andere ochtendrituelen ga ik braaf planken. Ondanks alles is mijn conditie nog niet helemaal hersteld, ik heb betere sessies gehad. Daarna ga ik een rondje wandelen, het is nog geen acht uur. Helaas zijn gisteren goed begaanbare paden spekglad geworden, ik ga gelukkig niet op mijn snufferd. Omdat het zo vroeg is loop ik delen gewoon op de weg, er is toch niemand anders. Via de bakker voor het rituele zaterdagochtend croissantje ga ik weer naar huis.
Daar maken we samen de boodschappenlijst voor volgend weekend. Het kerstdiner, lunch voor harde werkers op Tweede Kerstdag en misschien Derde Kerstdag moet op een of andere manier in huis komen. Ik schrijf met de hand twee bladzijden van een groot notitieblok vol, links alle eetmomenten en gerechten, rechts wat er daarvoor nog gehaald moet worden. Dit is volgende week ook nog eens ons spiekbriefje of we alles bij ons hebben. Want we gaan Kerst in Friesland vieren.
Daarna vertrek ik naar boven om te werken. Jazeker, het is zaterdag en ik overtreed mijn eigen regel. Er moeten twee pubquizen gemaakt worden en nog wat aan dossiers en mails gewerkt worden. Daarna ga ik kerstkaarten schrijven. Met de hand. Dat gebeurt niet elk jaar en ook nu hou ik het beperkt. Ik zie dat ik wat te weinig kaarten heb en zet die op mijn mentale boodschappenlijstje voor in de middag.
Want eerst ga ik na een snelle mueslibol (de schoonmaakster is er, ik kan mij niet vrij door het huis bewegen) omkleden in de meest warme zwarte concertkleding die ik heb. Je weet wel, veel laagjes over elkaar heen onder een wijde trui, met de zwarte sjaal. Ik loop met de grote warme winterjas er overheen richting kerk. Bij het oversteken van de straat zie ik een telefoon op de grond liggen. Ik denk: oh, dat is vervelend, ik leg deze wel zichtbaar op de stoep. De volgende gedachte is: dat is misschien niet handig, iemand weet mogelijk niet waar deze verloren is. Dus probeer ik of ik in de telefoon kan komen. En zowaar, geen enkele beveiliging houdt mij tegen. Dat iemand dat nog durft in deze tijden. In dit geval komt het goed uit. Ik open whatsapp en kijk of ik makkelijk kan vinden met wie ik contact kan leggen. Omdat ik een afspraak heb in de kerk die redelijk nauw luistert qua aankomsttijd, gooi ik het al snel over een andere boeg. Even kijken wie met zo weinig beveiliging en redelijk overzichtelijke telefoon met wie gebeld heeft recentelijk. Het blijkt Willem te zijn, hij komt redelijk vaak voor. Dus ik bel hem. Leg hem uit dat ik een telefoon heb gevonden. Na wat heen en weer praten blijkt zijn zus om de hoek te wonen. Ik stop de telefoon daar in de brievenbus, dat is wel zo veilig. Aan Willem om zijn zus te pakken te krijgen om het heugelijke nieuws van een gevonden telefoon te melden.
Ik loop met een gezwinde pas verder, naar de kerk. Die dicht zit. Potdicht. Althans, de voordeur en ook de zijdeur. Wat niet handig is, want ik wil graag ongezien binnenkomen. Via de pastorie, als er al iemand is (de koster Hans, vast en zeker) is geen optie, want dan moet ik over het altaar, waar iemand staat te speechen. Ik moet toch echt wel binnen zijn, liefst zo onopvallend mogelijk. Bij de ingang via het Catharijneconvent sluip ik naar binnen tijdens een applausmoment in een speech, samen met een late gast. Organist Wouter staat al achterin te bedenken hoe ik het ga klaarspelen om op tijd achter het grote orgel te geraken, met zijn telefoon in de hand. Die ik niet durfde te bellen of appen. Stel je voor dat het geluid nog aanstaat. Ruim op tijd, tien minuten voordat we moeten spelen, zijn we boven. De heren trompettisten houden de vingers en de instrumenten warm bij het kacheltje waar ik vorige week nog zoveel plezier aan beleefd heb. Ik blader even snel door de muziek heen, het is vrij overzichtelijk en duidelijk. Omslaan, rechtdoor, tussendoor naar beneden lopen voor het tweede en derde deel.
Na alle speeches, inclusief die van de burgemeester, lopen de hoogwaardigheidsbekleders met kaars naar achteren om de Napolitaanse kerststal officieel te openen. De handeling is dat de verlichting boven de expositie aangaat. Wij schallen ondertussen lekker door de ruimte met ik weet niet eens wat voor muziek. Iets van Vivaldi voor twee trompetten en vandaag in ieder geval orgel. De heren staan lekker te blazen, Wouter speelt zoals altijd steady zijn partij. Na deel een lopen we naar beneden naar het koororgel en spelen daar zoals afgesproken delen 2 (alleen Wouter, 6 maten, zodat de heren op adem kunnen komen) en deel 3. Ondertussen hebben alle genodigden zich rondom de kerststal verzameld en bewonderen de meer dan 600 figuren. We spelen deel 1 nog een keer, omdat het kan en omdat de fotograaf vergeten is actiefoto’s te maken. Daarna loop ik weer naar boven om mijn jas op te halen en verlaat de kerk via de hoofdingang. Ik krijg een goodiebag in mijn handen gedrukt. Er zitten kerstkaarten in, wat een mooie bijkomstigheid. Ook zit er het decembermagazine in van het Catharijneconvent. Thuis op de bank lees ik dat aandachtig door, ik krijg een hoop achtergrondinformatie tot mij van het bijzondere moment dat ik zojuist heb opgeluisterd door op tijd blaadjes om te slaan bij de organist. Ondertussen geniet ik van een krentenbol (oliebol met rozijnen, waarom het een krentenbol heet ontgaat mij) met veel poedersuiker bij een kop thee. Prima alternatief voor de lunch.
Ik strek mij uit op de bank voor een ondertussen snorrende kachel. We gaan waarschijnlijk vandaag voor het eerst sinds lange tijd door de voorraad hout heenstoken. De man heeft zelfs een zak haardhout gekocht. Wat een prijzen, manmanman. Morgen ga ik weer halen, in Friesland. Uit de eigen voorraad. Wij zijn niet voor een gat te vangen.