Voor 1 groot brood of 2 kleine:

Meng 125 gram bloem met 135 gram handwarme melk en 7 gram gedroogde gist. Laat dit afgedekt 20 minuten op een warme plaats staan. Meng er dan 125 gram bloem, 1 eigeel, 5,5 gram zout, 40 gram zachte boter en 15 gram citroensuiker (45 gram suiker met de geraspte schil van 1 citroen goed mengen, is houdbaar) door. Kneed dit. Machinaal ongeveer 7 minuten, met de hand 15 minuten, tot een zacht en soepel deeg. Laat dit een half uur afgedekt op een warme plek rijzen (ik gebruik hier trouwens de oven voor, op bordenverwarmstand van 40 graden). Week ondertussen minstens 180 gram gedroogd fruit zoals rozijnen, krenten, cranberries, in kokend water. Hier kan een scheut rum door. Laat het fruit na 15 minuten uitlekken in een zeef. Ik gebruik minstens 250 gram, plus 100 gram sukade.

Maak ook amandelspijs. Voor dit recept is 150 gram plus een half ei of een eigeel voldoende.

Sla het deeg terug na de eerste rijs. Meng er het geweekte fruit onder en laat opnieuw een half uur rijzen. Maak er dan een ovaal van, ongeveer 35 bij 25 centimeter. Het midden mag wat dunner zijn. Leg hier nu de tot pil gerolde amandelspijs op en sla het deeg erover. Leg het geheel op een met bakpapier beklede bakplaat en laat nog minstens 45 minuten rijzen. Het kan zijn dat langer nodig is. Als je er voorzichtig in duwt, moet het deukje blijven staan en niet terugveren.

Bak het brood 35 minuten in een tot 190 graden voorverwarmde (conventionele) oven. Temper de temperatuur eventueel naar 160 graden als de korst te donker wordt.

Haal het brood uit de oven (en klop eventueel op de onderkant voor een redelijk hol geluid, de amandelspijs zal het nooit echt als brood laten klinken). Bestrijk de korst met 30 gram gesmolten boter en bestrooi het brood als het echt is afgekoeld vervolgens met poedersuiker.

Eet smakelijk.